Dagboek van dienstplichtig soldaat Martien Zilessen uit Groesbeek tijdens zijn verblijf in Nederlands - Indië in de periode 1947 -1950

Op appél? ergens in Nederlands Indië. 

 

Dinsdag 30 December 1947:

Vanmorgen kwam de bruid en bruidegom in optocht met muziek door de kampong. De jongens hebben er nog foto’s van gemaakt. Vanavond moet ik op wacht.

 

Woensdag 31 December 1947:

Vannacht heb ik op wacht gestaan, maar niets gezien. ’s Morgens om 6 uur naar bed en geslapen tot ’s middags. ’s Avonds hebben we Oudejaarsavond nog een beetje gevierd, met wat koekjes en limonade en een borrel. We zijn toen allemaal opgebleven tot 12 uur. Toen hebben we elkaar een zalig nieuwjaar toegewenst, en zijn gaan slapen.

 

1 Januari 1948:

’s Morgens kwam Majoor Tersteeg met de fles rond, en kregen we nog ieder een borrel. Den rest van den dag hebben we niets gedaan.

 

4 januari 1948:

Van 4 op 5 Januari heb ik op wacht gestaan. Niets gezien.

 

6 Januari 1948:

’s Avonds kwam den Sergeant ons zoeken, want we moesten zo vlug als ’t kon ons aankleden en naar de boot, want in een kampong hier tien kilometer vandaan, zouden 150 “kloppers” zitten. Die zouden we dan weg moeten jagen of afmaken. Toen wij op den boot stonden te wachten op de Sergeant en den Majoor hoorden we een schot. ’t Was den sten (=Engelse stengun) van den Majoor die van zijn schouder gleed en op de grond viel en afging. Een zekere van Gemert, die erbij stond kreeg de kogel door zijn arm en door zijn zij, maar ’t is gelukkig goed afgelopen. Ze hebben hem met de boot naar Iepel gebracht, en vandaar naar het hospitaal. Ze zeggen dat de kogel geen been (=bot) heeft geraakt. We moesten toen van de boot af, en zijn niet naar de “kloppers” gegaan, maar overal in de kampong in stelling gaan liggen tot ’s morgens 4 uur. Toen hebben we koffie gedronken en daarna met de boot over de rivier gezet, en vandaar op weg gegaan. We moesten over verschillende kleine riviertjes, waar dan een boom over lag. Maar door het wassen van het water, lagen die bijna allemaal onder water en moesten we er maar over zien te komen, maar dat viel nogal mee. Na een paar uurtjes te hebben gelopen, kwamen we bij een kampong dicht bij die waar de “kloppers” zouden zitten. Daar zijn we in linie doorgetrokken, maar er was niets te zien. We zijn toen verder gegaan naar de andere kampong. Toen we daar aankwamen, hebben we ons heel stil opgesteld in linie, want we dachten zeker dat we vuur zouden krijgen. We zijn er toen weer in linie doorgetrokken maar er viel geen schot. En er waren ook geen “kloppers” te zien. We hebben toen nog een dik uur in die kampong gerust. In die tijd kwam er een boot aan uit Moeara Teladang om ons op te halen.

 

16 Januari 1948:

Ik heb al een dag op bed gelegen, omdat ik me niet goed voelde.

 

17 Januari 1948:
Vandaag heeft Generaal Spoor het bevel gegeven: “Staakt ’t vuren”.

 

21 Januari 1948:

Ik voelde me niet goed, en ben naar bed gegaan. Later bleek dat ik (weer) malaria had. Ik kreeg iederen dag 2 eieren. ’t Is de laatste tijd heel erg met de zieken. Dat komt van al die patrouilles door het water. (M’n vader heeft ook veel littekens gehad van bloedzuigers, die men er met een cigarettenpeuk vanaf brandde.).

Terug naar pagina 17

Terug naar het begin

Naar pagina19