Het Oorlogsdagboek van Mej. P Dozy over de periode 5 - 16 September 1944 Vervolg
Maastricht genomen. Groote vreugde daar en overal vlaggen. Echter zeer veel
kinderen gestorven in de schuilplaatsen in de Pietersberg, die door de
Doktoren ongeschikt v. een langer verblijf dan drie dagen waren verklaard. En
hoe lang hebben ze er nu ingezeten, een week of 10 dagen. Verder komt bijna
niets door; de Geall. willen de D. geen inlichtingen verschaffen. Men wil over
vrede praten met de D. generaals, maar niet met reg.H. 's Avonds na het eten dadelijk even naar fer à cheval, die bezig zijn
alles gereed te maken voor mogelijk onderduiken. De buren ontfermen zich over
kind en kraai. Zijn verklaring over hun moeilijke positie, vooral moeilijk
omdat 't Landoorlogreglement niet bijgewerkt is tot op den tegenwoordigen
tijd. Verboden om burgers in de vuurlinie aan loopgraven te laten werken,
tankvallen, die toen nog niet bestonden, wordt niet over gesproken. M.i. is
algemeene strekking: burgers mogen tot geen één werk onder vijandelijk vuur
gedwongen worden, behalve tot het weghalen v. gewonden onder vuur. [achterzijde vel 8] acacia hier en daar n.O. Hoor halverwege twee man langs de Zevenh.weg naar
boven loopen die zich posteren bij het hek van het achterpaadje. Ik sta stijf.
Hoor af en toe 't leerwerk knarschen en iets v. metaal tegen de steenen post
tikken, een kuch, een zware ademhaling. Wachten - hoe lang? Eindelijk een
voetstap n. beneden, ik wacht gelukkig nog doodstil, want weldra bleek de
tweede er nog te staan. Liens terrasdeur wordt gesloten, die is dus binnen.
Daar gaat ook de twee[de] post weg en ik vervolgde zoo vlug mogelijk mijn weg.
Niet verder echter dan de hoek van de muur vlak bij de weg, daar kwamen de
posten terug, met een officier en nog iemand. Lantaarntjes flikkerden af en
aan. 't Was een heldere sterrenlucht, donkere maan, doch tamelijk helder.
Zacht liet ik mij op een knie zakken om minder zichtbaar te zijn achter de
daar niet dikke haag. Gesteund tegen de muur zat ik zoo vrij gemakkelijk
echter niet om de geheele nacht zoo door te brengen. En ik begon te vrezen dat
dit mijn voorland zou zijn. Hoorde de geheele conferentie tusschen de vier
aan, van de wacht die per ongeluk zeven uur op post gestaan had, hoe de
doppelposten verdeeld moesten worden: twee bij Fleuren, twee bij Hilwerda{?}, twee op den grooten weg en twee op onze hoek, die - gelukkig! - verbinding
moesten houden. Officier had aangename rustige stem. Hij vertrok tenslotte met
zijn onderofficier en de Doppelposten ging[en] samen verbinding houden met die
op de groote weg. Ik met bekwame spoed door den tuin n. huis, 't was toen
kwart vóór elf. Daarna nog wandeling in den tuin met Joris. Met Lien den
volgenden dag afgesproken dat ik bij volgend bezoek daar blijf slapen.
|