44G Dagverhaal Vervolg |
blz 161 |
- 45 -
hun woning geheel verwoest was. De vrouw is van Groesbeek geboortig, haar
moeder, broeders en zusters wonen nog in 't dorp en bijgevolg lag 't voor de
hand dat zij met man en kinderen in deze vertrouwde omgeving haar toevlucht
zocht.
Ondertussen was het onfortuinlijke gezin van de regen in de drop geraakt, want
de zaal die hun hier voor tijdelijke woning diende werd al spoedig door
granaten dusdanig beschadigd dat hij geen voldoende beschutting bood tegen
weer en wind. Wij stelden hen voor zolang in The Finish te trekken, een aanbod
dat zij gretig aanvaardden. Wij zouden samen een kijkje in het huis gaan
nemen, het was rustig buiten, dus gingen wij aanstond op weg.
In de heldere lucht kringde een klein vliegtuig kalm rond, een toestel dat wij
als "het Commandantje" betitelden, hetwelk de leiding gaf aan 't
vuur der Geallieerden. Zolang het Commandantje rondvloog werd er van Duitse
zijde niet geschoten, bij het eerste vijandelijke schot verdween het uit de
lucht. De eigen batterijen donderden regelmatig over ons heen, wat al haast
een te zware belasting vormde voor de gespannen zenuwen van de beproefde
Maastrichtenaren. Bij de eerste granaat van de ander zijde waren zij niet meer
te houden en vluchtten in het dichtstbijzijnde huis. 't Trof ongelukkig dat
dit juist het zwaar beschadigde huis van G. was; het zicht van de
verwoestingen wekte herinneringen op die allerminst kalmerend werkten.
Eindelijk en ten leste bereikten wij toch ons doel. De Maastrichtenaren waren
verrukt over de aardige woning en misschien nog het meest over de veilige
kelder, waarin zij zich voorstelden te wonen zolang de beschietingen zouden
duren. Jammer genoeg hebben de arme beproefde mensen er weinig genoegen van
beleefd. Nauwelijks hadden zij hun intrek in The Finish genomen of een granaat
ontplofte op korte afstand waarbij enkele scherven door een ruit vlogen. Op
het schervengerinkel namen de Maastrichtenaren in een dolle angst de vlucht
naar veiliger oorden.
- 46 -
Sedert gisteren hebben de Geallieerden Nijmegen geheel en al in handen. Aan de
inneming van het Valkhof, de citadel waarin de Duitsers zich nog zo lang
hebben weten te handhaven, is een merkwaardige geschiedenis verbonden.
De Geallieerden werden elke nacht overvallen door Duitse troepenafdelingen die
uit het niets verschenen en bij achtervolging weer in het niets verdwenen. Hun
verrassend optreden veroorzaakte veel schade en onrust; nu waren zij hier en
dan weer daar, maar altijd ergens binnen de Geallieerde linies, hoe goed de
toegangen tot de stad ook bewaakt werden. 't Had iets geheimzinnigs,
spookachtigs, wat een slechte invloed op het moreel van de soldaten
uitoefende.
Een jongen van een jaar of vijftien, zestien - een Groesbeker wiens ouders
zich sedert kort in Nijmegen gevestigd hadden - zag kans tot de Amerikaanse
commandant door te dringen. De knaap beweerde ergens een plaats te weten waar
een paar duizend Duitse soldaten verscholen zaten. Aanvankelijk vond zijn
veronderstelling geen geloof; maar toch, geheel onmogelijk was het niet,
klaarblijkelijk was er ergens in of nabij de stad een aanzienlijk aantal
Moffen verborgen. De jongen moest dan maar uitleggen waar dat was.
"Nee" luidde het besliste antwoord, "als ik 't niet eiges mag
aanwijzen dan zeg ik niets." Wat men ook tegenwierp, de knaap bleef op
zijn stuk staan, zelfs de waarschuwing dat hij er zijn leven mee zou wagen
schrikte hem niet af. En zo trok ten slotte de Groesbeekse blaag met enige
officieren en soldaten naar het Hunnerpark, waar te midden van het plantsoen
nog enige overblijfselen van de oude stadsmuur liggen. Daar had hij op zijn
zwerftochten een toegang ontdekt naar de onderaardse gangen en kelders van het
Valkhof. Terwijl men nog overlegde hoe in de gang door te dringen kwam er een
Duitse officier met witte vlag te voorschijn met achter zich in een lange rij
de gehele ondergedoken Duitse bezetting. Misschien waren zij niet rouwig over
de ontdekking die hen dwong zich over te geven.
- 47 -
De jongen mocht zeggen wat hij als beloning wenste, waarop hij om het mooie
rijpaard van de commandant vroeg, wat hem aanstonds geschonken werd.
Het verhaal klinkt haast te wonderlijk om waar te zijn en toch werd ons later
de juistheid er van nadrukkelijk bevestigd en de dappere jongen met naam en
toenaam genoemd. Indien het paard
|