Het Oorlogsdagboek van Mej. P Dozy over de periode 21 - 25 September 1944 Vervolg

Terug naar bladzijde 160

Terug naar de inhoud

Naar bladzijde 162

44G Dagverhaal Vervolg

blz 161

- 45 -
hun woning geheel verwoest was. De vrouw is van Groesbeek geboortig, haar moeder, broeders en zusters wonen nog in 't dorp en bijgevolg lag 't voor de hand dat zij met man en kinderen in deze vertrouwde omgeving haar toevlucht zocht.
Ondertussen was het onfortuinlijke gezin van de regen in de drop geraakt, want de zaal die hun hier voor tijdelijke woning diende werd al spoedig door granaten dusdanig beschadigd dat hij geen voldoende beschutting bood tegen weer en wind. Wij stelden hen voor zolang in The Finish te trekken, een aanbod dat zij gretig aanvaardden. Wij zouden samen een kijkje in het huis gaan nemen, het was rustig buiten, dus gingen wij aanstond op weg.
In de heldere lucht kringde een klein vliegtuig kalm rond, een toestel dat wij als "het Commandantje" betitelden, hetwelk de leiding gaf aan 't vuur der Geallieerden. Zolang het Commandantje rondvloog werd er van Duitse zijde niet geschoten, bij het eerste vijandelijke schot verdween het uit de lucht. De eigen batterijen donderden regelmatig over ons heen, wat al haast een te zware belasting vormde voor de gespannen zenuwen van de beproefde Maastrichtenaren. Bij de eerste granaat van de ander zijde waren zij niet meer te houden en vluchtten in het dichtstbijzijnde huis. 't Trof ongelukkig dat dit juist het zwaar beschadigde huis van G. was; het zicht van de verwoestingen wekte herinneringen op die allerminst kalmerend werkten.
Eindelijk en ten leste bereikten wij toch ons doel. De Maastrichtenaren waren verrukt over de aardige woning en misschien nog het meest over de veilige kelder, waarin zij zich voorstelden te wonen zolang de beschietingen zouden duren. Jammer genoeg hebben de arme beproefde mensen er weinig genoegen van beleefd. Nauwelijks hadden zij hun intrek in The Finish genomen of een granaat ontplofte op korte afstand waarbij enkele scherven door een ruit vlogen. Op het schervengerinkel namen de Maastrichtenaren in een dolle angst de vlucht naar veiliger oorden.
- 46 -
Sedert gisteren hebben de Geallieerden Nijmegen geheel en al in handen. Aan de inneming van het Valkhof, de citadel waarin de Duitsers zich nog zo lang hebben weten te handhaven, is een merkwaardige geschiedenis verbonden.
De Geallieerden werden elke nacht overvallen door Duitse troepenafdelingen die uit het niets verschenen en bij achtervolging weer in het niets verdwenen. Hun verrassend optreden veroorzaakte veel schade en onrust; nu waren zij hier en dan weer daar, maar altijd ergens binnen de Geallieerde linies, hoe goed de toegangen tot de stad ook bewaakt werden. 't Had iets geheimzinnigs, spookachtigs, wat een slechte invloed op het moreel van de soldaten uitoefende.
Een jongen van een jaar of vijftien, zestien - een Groesbeker wiens ouders zich sedert kort in Nijmegen gevestigd hadden - zag kans tot de Amerikaanse commandant door te dringen. De knaap beweerde ergens een plaats te weten waar een paar duizend Duitse soldaten verscholen zaten. Aanvankelijk vond zijn veronderstelling geen geloof; maar toch, geheel onmogelijk was het niet, klaarblijkelijk was er ergens in of nabij de stad een aanzienlijk aantal Moffen verborgen. De jongen moest dan maar uitleggen waar dat was.
"Nee" luidde het besliste antwoord, "als ik 't niet eiges mag aanwijzen dan zeg ik niets." Wat men ook tegenwierp, de knaap bleef op zijn stuk staan, zelfs de waarschuwing dat hij er zijn leven mee zou wagen schrikte hem niet af. En zo trok ten slotte de Groesbeekse blaag met enige officieren en soldaten naar het Hunnerpark, waar te midden van het plantsoen nog enige overblijfselen van de oude stadsmuur liggen. Daar had hij op zijn zwerftochten een toegang ontdekt naar de onderaardse gangen en kelders van het Valkhof. Terwijl men nog overlegde hoe in de gang door te dringen kwam er een Duitse officier met witte vlag te voorschijn met achter zich in een lange rij de gehele ondergedoken Duitse bezetting. Misschien waren zij niet rouwig over de ontdekking die hen dwong zich over te geven.
- 47 -
De jongen mocht zeggen wat hij als beloning wenste, waarop hij om het mooie rijpaard van de commandant vroeg, wat hem aanstonds geschonken werd.
Het verhaal klinkt haast te wonderlijk om waar te zijn en toch werd ons later de juistheid er van nadrukkelijk bevestigd en de dappere jongen met naam en toenaam genoemd. Indien het paard

 

Terug naar bladzijde 160

Terug naar de inhoud

Naar bladzijde 162