Het Oorlogsdagboek van Mej. P Dozy over de periode 13 nov. - 1 december 1944 Vervolg

Terug naar bladzijde 247

Terug naar de inhoud

Naar bladzijde 249

44Q - Vervolg dagverhaal

blz 248

De hospes van Vader en Moeder, wien misschien onze pogingen ter ore waren gekomen en die in alle geval besefte dat zijn huisgenoten niet langer de gehele dag in de kou konden blijven, bood zijn mooie kamer aan om 's middags in te zitten, op voorwaarde dat Vader de brandstof van de
- 100 -
kachel voor zijn rekening zou nemen, een regeling die volkomen te billijken was. Onze tuinman wist een koop dennenhout te bemachtigen en een voerman op te schommelen die de vracht van 't Schaykse bos naar Ravenstein zou brengen. "Maar 't is snert, Meneer. Op Vogelsangh zouden wij zulke magere takjes als afval beschouwen en buiten verbranden" verklaarde hij met hartgrondige minachting. Wij verdachten onze brave Theo van vooringenomenheid. De geringschatting van de Groesbeker opgegroeid temidden van de bossen bleek evenwel gegrond toen de kar voorreed en er wat schriele boompjes ter dikte van bonenstaken afgeladen werden. Het hout was bovendien drijfnat en wilde daardoor nauwelijks branden. Doch het verspreidde de welbekende harsige geuren van de Groesbeekse bossen en ten leste ook enige warmte. Dat had onze hospita spoedig in de gaten en zij installeerde zich met naaimachine en met de vier ongezeggelijke spruiten in wat ten slotte haar eigen kamer was. De gehele middag rommelde de machine en kibbelden of vochten de kinderen.
De volgende dag besloten Vader en Moeder om toch maar liever rustig in de koude achterkamer te blijven. Tegen de middag waren zij zo verkleumd dat zij de kachel in de voorkamer weer aanmaakten, waarop een herhaling van het spektakel der vorige dag volgde.
't Was een onmogelijke toestand en de Groninger die meer begreep dan hij liet merken, kwam nu met een nieuw voorstel, n.l. om de andere voorkamer die henzelf als slaapvertrek diende, af te staan. Daar bevond zich eveneens een schoorsteen en Jan van de Dominee had al beloofd een kacheltje te lenen.
Hoe veranderlijk van stemming is de mens! Het vooruitzicht van een betere, verwarmde kamer deed ons ineens de toekomst niet meer zo hopeloos somber inzien. In enigzins gunstiger omstandigheden zouden wij die weken, maanden misschien, tot onze terugkeer wel doorkomen.
Onze nieuwe zitkamer was inderdaad een grote verbetering bij het
- 101 -
smalle donkere achterkamertje zonder uitzicht. Wel verveloos en uitgewoond zo als het gehele huis, maar ruim en licht en met twee hoge ramen voorzien van ouderwetse zitvensterbanken. Zij keken uit op de Walstraat. Alles wat door Ravenstein reed, kwam hier langs sedert een grote legerwagen bij het passeren van de Maaspoort aan 't einde van de Marktstraat in de poort was blijven steken, zeer ten nadele van het voertuig zowel als van het oude bouwwerk.
Vol moed en hoop gingen wij met de geleende meubels en onze enkele eigen bezittingen de kamer inrichten. Jan van de Dominee kwam aandragen met een mooi gekleurde Indische doek om de meest beschadigde plek van het behangsel mee te bedekken. Zijn Schotse speelgoedsoldaatjes vinden een plaats op de schoorsteenmantel tussen de paar stukken van het theeservies dat Ineke uit Vogelsangh meebracht. Zonderling aandoende herinnering aan vroegere weelde, het sierlijke werk der kunstvaardige Hollandse zilversmeden. Verder staan er enige dierbare portretjes, onze eigen ouders en van Paultje's vader en moeder.
't Kacheltje wordt gebracht en geplaatst door Flip de knecht van den Dominee. Hij verzekert dat het wel klein maar een beste brander is. Vol lust en ijver begint Vader aanstonds met aanmaken. 't Rookt geweldig, de honden die in afwachting van koesterende warmte zich er bij opgesteld hebben, gaan er van hoesten. Een metselaar, tevens schoorsteenveger van zijn ambacht, wordt besteld. De man laat ons letterlijk stikken, hij verschijnt niet bij die Groesbekers, die naar zijn opvatting naar alle waarschijnlijkheid toch nooit betalen zullen.
Vader van Tilborg merkt op dat de kauwen altijd om die schoorsteen heen scharrelden en een van de zoons, Adriaan de timmerman, biedt aan om te helpen. Hij klimt op het dak en haalt een kraaienest uit de schoorsteen, maar nog is het euvel niet verholpen.
Hoewel men volgens de overgeleverde goede vormen een gegeven paard niet in de mond mag zien, toch kunnen wij eerlijk gezegd het kacheltje niet

 

Terug naar bladzijde 247

Terug naar de inhoud

Naar bladzijde 249