44Q - Vervolg dagverhaal |
blz 248 |
De hospes van Vader en Moeder, wien misschien onze pogingen ter ore
waren gekomen en die in alle geval besefte dat zijn huisgenoten niet
langer de gehele dag in de kou konden blijven, bood zijn mooie kamer aan
om 's middags in te zitten, op voorwaarde dat Vader de brandstof van de
- 100 -
kachel voor zijn rekening zou nemen, een regeling die volkomen te
billijken was. Onze tuinman wist een koop dennenhout te bemachtigen en
een voerman op te schommelen die de vracht van 't Schaykse bos naar
Ravenstein zou brengen. "Maar 't is snert, Meneer. Op Vogelsangh
zouden wij zulke magere takjes als afval beschouwen en buiten
verbranden" verklaarde hij met hartgrondige minachting. Wij
verdachten onze brave Theo van vooringenomenheid. De geringschatting van
de Groesbeker opgegroeid temidden van de bossen bleek evenwel gegrond
toen de kar voorreed en er wat schriele boompjes ter dikte van
bonenstaken afgeladen werden. Het hout was bovendien drijfnat en wilde
daardoor nauwelijks branden. Doch het verspreidde de welbekende harsige
geuren van de Groesbeekse bossen en ten leste ook enige warmte. Dat had
onze hospita spoedig in de gaten en zij installeerde zich met
naaimachine en met de vier ongezeggelijke spruiten in wat ten slotte
haar eigen kamer was. De gehele middag rommelde de machine en kibbelden
of vochten de kinderen.
De volgende dag besloten Vader en Moeder om toch maar liever rustig in
de koude achterkamer te blijven. Tegen de middag waren zij zo verkleumd
dat zij de kachel in de voorkamer weer aanmaakten, waarop een herhaling
van het spektakel der vorige dag volgde.
't Was een onmogelijke toestand en de Groninger die meer begreep dan hij
liet merken, kwam nu met een nieuw voorstel, n.l. om de andere voorkamer
die henzelf als slaapvertrek diende, af te staan. Daar bevond zich
eveneens een schoorsteen en Jan van de Dominee had al beloofd een
kacheltje te lenen.
Hoe veranderlijk van stemming is de mens! Het vooruitzicht van een
betere, verwarmde kamer deed ons ineens de toekomst niet meer zo
hopeloos somber inzien. In enigzins gunstiger omstandigheden zouden wij
die weken, maanden misschien, tot onze terugkeer wel doorkomen.
Onze nieuwe zitkamer was inderdaad een grote verbetering bij het
- 101 -
smalle donkere achterkamertje zonder uitzicht. Wel verveloos en
uitgewoond zo als het gehele huis, maar ruim en licht en met twee hoge
ramen voorzien van ouderwetse zitvensterbanken. Zij keken uit op de
Walstraat. Alles wat door Ravenstein reed, kwam hier langs sedert een
grote legerwagen bij het passeren van de Maaspoort aan 't einde van de
Marktstraat in de poort was blijven steken, zeer ten nadele van het
voertuig zowel als van het oude bouwwerk.
Vol moed en hoop gingen wij met de geleende meubels en onze enkele eigen
bezittingen de kamer inrichten. Jan van de Dominee kwam aandragen met
een mooi gekleurde Indische doek om de meest beschadigde plek van het
behangsel mee te bedekken. Zijn Schotse speelgoedsoldaatjes vinden een
plaats op de schoorsteenmantel tussen de paar stukken van het
theeservies dat Ineke uit Vogelsangh meebracht. Zonderling aandoende
herinnering aan vroegere weelde, het sierlijke werk der kunstvaardige
Hollandse zilversmeden. Verder staan er enige dierbare portretjes, onze
eigen ouders en van Paultje's vader en moeder.
't Kacheltje wordt gebracht en geplaatst door Flip de knecht van den
Dominee. Hij verzekert dat het wel klein maar een beste brander is. Vol
lust en ijver begint Vader aanstonds met aanmaken. 't Rookt geweldig, de
honden die in afwachting van koesterende warmte zich er bij opgesteld
hebben, gaan er van hoesten. Een metselaar, tevens schoorsteenveger van
zijn ambacht, wordt besteld. De man laat ons letterlijk stikken, hij
verschijnt niet bij die Groesbekers, die naar zijn opvatting naar alle
waarschijnlijkheid toch nooit betalen zullen.
Vader van Tilborg merkt op dat de kauwen altijd om die schoorsteen heen
scharrelden en een van de zoons, Adriaan de timmerman, biedt aan om te
helpen. Hij klimt op het dak en haalt een kraaienest uit de schoorsteen,
maar nog is het euvel niet verholpen.
Hoewel men volgens de overgeleverde goede vormen een gegeven paard niet
in de mond mag zien, toch kunnen wij eerlijk gezegd het kacheltje niet
|