45A - Terugkeer Vervolg |
blz 282 |
Vogelsangh gevestigd is, uit de verte te zien gelijkt het nog in
vrijwel dezelfde toestand als in October bij ons vertrek.
"Doch" voegt hij er bij "ik weet niet hoe het binnen in
Uw huis gesteld is." Dan barst kalme koelbloedige Willem ineens
uit: "'t Is verschrikkelijk zooals alle woningen er uit zien, alles
overhoop en kapot en smerig, zoo smerig, daar kunt U zich geen denkbeeld
van vormen. En ieder ding dat eenigzins bruikbaar is, wordt er nog uit
gestolen."
En wij Groesbekers mogen zonder zeer bizondere vergunning niet terug
naar ons dorp, het is verboden gebied, frontgebied. Ook als de
Geallieerde legerleiding het vrij geeft, handhaaft Militair Gezag het
verbod. Tot troost vernemen wij hoe er een uitnemende regeling
- 3 -
voor onze terugkomst is opgemaakt. Eerst zullen de wegen hersteld
worden, daarna water- en lichtleidingen, vervolgens keeren timmer- en
verdere ambachtslieden weer om de huizen bewoonbaar te maken, daarna de
bakkers en winkeliers en als het leven normaal is geworden, mogen ook de
gewone stervelingen, de vrouwen en kinderen volgen.
Niemand mag op eigen gelegenheid naar Groesbeek gaan. Niettemin bereiken
ons uit geloofwaardige bronnen berichten van menschen die ondanks alle
hinderpalen terugkeerden. Tot de eersten behooren een paar ondernemende
zusters, die driemaal door soldaten er heen gebracht werden en tweemaal
weer teruggestuurd, de derde keer zijn zij gebleven. Onze tuinman laat
zich aan monsteren bij het wegenherstel in Nijmegens omgeving en weet
zoo na verloop van tijd tot Groesbeek door te dringen. Ontdaan komt hij
's Zondags vertellen hoe hij het ouderlijk huis teruggevonden heeft:
volkomen leeggeplunderd, zoo volkomen dat zelfs de deurposten, de trap
en de houten schotten tusschen de slaapkamers weggebroken zijn. Enkel de
kale muren staan nog overeind, waarop een verhavend dak.
Al schuift het front langzaam verder op, de oorlog is nog niet voorbij,
de vliegende bommen herinneren er ons voortdurend aan. Soms valt er een
in de nabijheid, zoo in het dorp Herpen op enkele kilometers afstand,
waar de gehele dorpskern wordt verwoest. Nijmegen is nog frontstad, de
familie Leenhouts ondervond het bij terugkeer naar hun huis dat door den
man en Vader eigenhandig van granaatschade hersteld was en liefst voor
de tweede keer, want toen hij de eerste maal alles dicht gespijkerd en
bewoonbaar gemaakt had vernietigde een in de omgeving springend
projectiel zijn moeizame werk. Bij het binnenrijden in Nijmegen werden
zij verwelkomd door een hevige beschieting die 40 dooden en 89 gewonden
maakte.
Mijn vriendin en buurvrouw Lien en ik weten een bevrienden Engelsman,
Captain Love, over te halen om ons naar Groesbeek mee te nemen op
voorwaarde dat wij zorgen voor de benoodigde papieren. Wij koesteren
geen
- 4 -
onvervulbare illusies omtrent het verkrijgen van een permit voor
Groesbeek, de eenige mogelijkheid is een zakenpermit voor Nijmegen aan
te vragen. Eenmaal daar aangeland zullen vrienden ons wel onderdak
willen verschaffen en dan ..... wie zal dan Groesbekers, die alle
paadjes en weggetjes kennen, verhinderen hun dorp te bereiken?
Fortuna is ons goed gezind. Dank zij vriendelijke hulp verloopen alle
formaliteiten vlot op het Ravensteinsche stadhuis en reeds bereiden wij
ons voor op de marsch van vier uur heen en terug naar Oss waar het
permit gehaald moet worden als mijn brave hospita vertelt dat zij
Donderdag door een Roode-Kruis wagen afgehaald zullen worden om in het
Ossche Fratershuis de naamdag van hun zoon frater Joachim te vieren, en
mij mede uitnoodigt. De rit, hoe juist van pas ook, was geen onverdeeld
genot. Onze bestuurder is de onvervaarde Wijnacker, nog springlevend en
wel, ondanks zijn ter dood veroordeling door de Moffen, die dezen winter
zoo menigmaal de Maas overzwom om berichten over te brengen. Met een
enkele blik neemt hij zijn passagiers op en installeert Moeder van
Tilborg zorgzaam naast zich. In vliegende vaart hotsen wij door kuilen
en gaten over de kronkelende dijk, ons krampachtig vastklemmend aan de
|