Heuvel 75.9: de
Duivelsberg
De strijd om het bezit en behoud van heuvel
75.9, beter bekend als de Duivelsberg, was een van de opmerkelijkste
acties in de gevechten van de Amerikaanse luchtlandingstroepen bij
Nijmegen, te meer daar het hier een kleine geïsoleerde eenheid betrof,
die onverzettelijk en standvastig was en niet van wijken wist. In het
twaalf pagina's tellende rapport dat kolonel Lindquist op 7 december
1944 in Frankrijk over de zevenenvijftig dagen durende
activiteiten van het 508 ste Parachutistenregiment in Nederland liet
uittikken, besteedde hij maar liefst twee volle pagina's aan de
verrichtingen van de Able - compagnie op de Wylerberg. |
|
|
Hier zit u nog
één van de vele schutterputjes van toen. |
Pantsergrenadier Karl
Stammeier. |
Aangezien er heel weinig over
is gepubliceerd, wast dit facet van de operatie Market - Garen lange
tijd slechts in zeer kleine kring bekend. De inleiding tot het epos
startte dinsdagmiddag om half vier, toen luitenant John Foley bij zijn
bataljonscommandant werd geroepen. 'Als mijn geheugen me niet bedriegt,
begon het zo, 'zei Foley twintig jaar later. 'Shields Warren verlangde
kort en bondig dat ik met de Able - Compagnie, door hem aangevuld met
enkele machinegeweren van de Ondersteuningscompagnie, een peloton van
het 3de Bataljon zou ontlasten dat vergeefs gepoogd had heuvel
75.9 in handen te krijgen. Na contact zou het peloton in kwestie onder
mijn bevelen komen en gezamenlijk moesten we - tot elke prijs - de
heuvel nemen en de weg aan de voet ervan afsnijden. De sterkte van de
Duitsers daar werd geschat op een compagnie. Het karwei zou, aldus
Warren, in de praktijk minder moeilijkheden opleveren dan het er op het
eerste oog uitzag. Bij het verlaten van de commandopost drukte hij mij o
het hart onmiddellijk in beweging te komen, zodat hij alvast kolonel
Lindquist kon verzekeren dat zijn zorgenkindje voor de invallende
duisternis door troepen van het 1ste Bataljon zou zijn veroverd. Na
radiografische opdracht van Luitenant - kolonel Warren trokken Foley en
zijn mannen het Nederrijkse woud in, waar ze tegen vijf uur precies bij
café Holdeurn de web Berg en Dal - Wyler kruisten.
|
Van links naar rechts:
Eerste luitenant John P. Foley, sergeant Herman Jahnigen, sergeant
Vincent Pierce en sergeant George Clement, allen van de Able -
Compagnie, 508ste Regiment. |
Sergeant Jonh Brickley, kort
tevoren nog de radioman van de compagnie, was de vorige dag van
dienstvak veranderd toen tijdens de stormaanval een 20 mm
luchtdoelgranaat de op zijn rug gesnoerde SCR - 300- radioset
doorboord had. Hij was blijkbaar met de helm geboren, want deze man
rolde onkwetsbaar door alle acties heen en bracht het na de oorlog
bovendien tot dokter. Maar zijn herinneringen aan deze dagen zijn
onaantastbaar gebleven en zo scherp alsof alles pas onlangs gebeurd
was. 'Het was', zo schrijft hij, 'een heldere en zonnige dag toen we,
bijna in opgeruimde stemming, op mars gingen om die heuvel te pakken.
Luitenant Foley had geen enkele moeite om de weg er naar toe dwars
door de bossen te vinden en vrijwel ongezien en ongehinderd kwamen we
uit de bossen en kruisten de weg naar Berg en dal.' Op dit punt vulde
een andere parachutist het verhaal van Brickley aan en wel onze vriend
Jim Blue, de mannetjesputter uit North Carolina: 'Terwijl we het
bobbelige zandpad naar de bossen verderop volgden, zagen we tot onze
stomme verbazing hoe een oude boer met kar en paard onverstoorbaar op
het land arbeidde alsof er helemaal geen oorlog was.' Verderop, waar
het open stuk overging in een ruig bosschage, leidde Foley zijn mannen
een kloof in, die langs de oude leemgroeve naar het Filosofendal
voerde. Onder aan de helling vonden ze tenslotte het peloton van
luitenant Covey en kort daarna begonnen de moeilijkheden. Doordat de
Duitsers blijkbaar geen voorposten hadden uitgezet, stuitten ze bij
het eerste vuurcontact meteen al op een Spandau-mitrailleur. Om die
uit te schakelen haalde Foley een bazookateam naar voren en stuurde
dat met de sectie van sergeant Vincent Pierce links om de heuvel. Toen ze nog maar
nauwelijks op pad waren werden ze alle tien met een knetterende
vuurstoot van een MG-42 als lucifershoutjes onder een lintzaag
neergemaaid. Bij de compagnie veroorzaakte deze slachting een golf van
ontzetting, angst en vertwijfeling. Maar pas nadat een tweede
bazookateam was uitgeschakeld, besloot Foley alle omtrekkende
bewegingen aan zijn laars te lappen en de, nu al vervloekte, heuvel
vanuit zuidelijke richting frontaal te chargeren. Hij leidde de
compagnie een eindweegs terug en beklom de grillige en behekst
aandoende heuvels. Het merkwaardige, bijna betoverde gebied riep
apocalyptische beelden van demonenen kwaadaardige gedrochten op.
Geenszins van zijn stuk gebracht, stuurde
Foley daarop de toegevoegde machinegeweren naar zijn rechterflank voor
nabije vuursteun, ontplooide zijn secties en gaf, tweehonderd meter
voor de top, het sein: 'Let's go!' Stafsergeant Herman Jahnigen,
een ouwe rot in het vak, raadde iedereen aan als Indianen te
schreeuwen. Hij wist uit ervaring dat ze daarmee hun vrees
overstemden en tegelijkertijd een demoraliserend effect op de
vijand uitoefenden. Krijsend, gillend en met alle wapens
vurend, vielen ze aan. Brickley rende tussen collega Fred Taylor
en een hem onbekende para. Halverwege het doel kregen ze een
uitbarsting van tegenvuur in de gelederen en zowel Taylor als de
onbekende viel ter aarde. 'Ik vond dat ik maar hetzelfde moest
doen,' vertelde Brickley en ging eveneens plat. Hij zei wat
tegen de man naast hem, doch kreeg geen antwoord. Pas toen zag
hij dat die uit zijn mond bloedde en dood of buiten kennis was.
Taylor, aan zijn andere zijde, steunde: 'Brick, neem mijn
tommygun en ga alleen verder. Ik heb wat in mijn schouder
gekregen.'
|
Brickley ging verder en
bereikte met de anderen de top, terwijl de Duitsers het hazepad
kozen. 'Achter ze aan verdomme!' schreeuwde een van de para's.
'Hier blijven en ingraven!' commandeerde luitenant Foley. Ze
groeven zich in. Vervolgens nam Foley de officieren van het
toegevoegde peloton, Kenn Covey en Bill Call, mee naar de
noordzijde van de heuvel om daar zijn verdedigingsplan uit de
doeken te doen. Het drietal werd daarbij ineens onder vuur
genomen vanaf de straatweg in de Smorenhoek. Ze doken meteen
neer. Covey bleef echter roerloos liggen, zodat de anderen naar
hem toekropen, hem op zijn rug keerden en toen pas het kogelgat
midden tussen zijn ogen zagen. Hij moest op slag zijn gedood.
Ontdaan lieten beide mannen hem daarop voorzichtig in een van de
lege Duitse schuttersputten zakken. Toen dat gebeurd was, zei
Foley bijna plechtig: 'Wel, luitenant Call, van nu af ben jij
een pelotonscommandant.' De overrompelde Duitsers hadden zich
spoedig hersteld en trachtten nu de helling opkomend de berg te
heroveren. Dat was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan, want
de eierhandgranaten van de Amerikanen rolden beter de helling af
dan dat de steelhandgranaten van de Duitsers op de top terecht
kwamen. Die 'aardappelstampers' raakten dikwijls een boom of tak
en vielen dan in de diepte terug, waar ze tussen de afzenders
explodeerden. Omstreeks 18.00 uur waren de vijf aanwezige
machinegeweren ongeveer driehonderd voet boven Amsterdams peil
opgesteld en beschoten de via de Querdamm de polder in
vluchtende Duitsers. De aanval had Foley tot dusver tien doden
en zeven gewonden gekost. De omgeving van de heuveltop lag
bezaaid met gesneuvelde Duitsers en grote hoeveelheden
uitrustingsstukken, variërend van helmen, gasmaskers en K98 K -
geweren tot twee intacte 20 mm kanonnen met driehonderd patronen
elk. Merkwaardig genoeg sneuvelde gedurende de vijf dagen en
nachten dat ze de heuvel hielden, nog maar één man. En dat nog
ten gevolge van eigen artillerievuur, dat Foley bijna boven op
zijn eigen positie had moeten leggen, om de fanatieke Duitse
Fallschirmjäger tijdens een van de kritiekste momenten van het
lijf te houden. Onder de gewonden bevond zich Foleys eigen
radiooperator, Charly Schmalz, wiens apparaat eveneens was
uitgeschakeld. De enige verbinding met de staf in het achterland
vormde toen nog de kleine zender en ontvanger van Luitenant
Calls peloton. De echte radioman Jonh Brickley kreeg dat toestel
en verzorgde voortaan de berichtgeving. Dat geschiedde evenwel
via een omweg, omdat de radioset enkel op de frequentie van het
3de Bataljon van Mendez was afgestemd. De staf daarvan in Bergen
en Dal, relayeerde Foleys berichten dan naar de regimentsstaf
die het vervolgens ter kennis van luitenant kolonel Shields
Warren bracht. Het eerste uitgezonden bericht betrof natuurlijk
de melding van de verovering van 'Devils Hill' en in één adem
het schreeuwende tekort aan munitie en water! De staf beloofde
zo spoedig mogelijk een patrouille met voorraden naar de berg te
sturen. Toen de schemering begon te vallen, reorganiseerde Foley
zijn troepen en liet ze de meest uitgelezen tactische posities
betrekken op een plaats waar eeuwen geleden de ridderburcht
Mergeld stond. De lege Duitse schuttersputten werden eveneens
bezet. Foleys voorposten waren uitgezet op een knobel onder aan
de helling, ongeveer op dakhoogte met café restaurant
Startjeshof, langs een kronkelpaadje dat steil omhoog naar
herberg Zum Teufelsberg voerde. Onder sergeant Clement vormden
ze daar door nietmand benijde, kwetsbare waakposten.
|
|