Dagboek van dienstplichtig soldaat Martien Zilessen uit Groesbeek tijdens zijn verblijf in Nederlands - Indië in de periode 1947 -1950

Twee Nederlandse Indiëgangers. 

 

Woensdag 17 December 1947:

Wij zijn vanmorgen om half acht op patrouille gegaan. Eerst zijn we met een prauw overgezet, daarna zijn we dwars door het bos en de rubberplantages door de modder gebaggerd. Af en toe kregen we kleine krukjes, daar lagen gewone paaltjes over, en daar moesten we maar over balanceren. Om half twee kwamen we aan, bij een hele grote oppervlakte met niets dan water. Toen hebben we een prauw geroepen, die ons er over heeft gezet. Maar we waren toch al tot aan ons middel nat van al ’t water. Vanmiddag is in Iepil weer een jongen van de 7e R.I. verdronken (Jochems uit Etten). Ze waren met twee man in een prauw om de rivier over te steken, toen de prauw omsloeg. De ene jongen kon zwemmen maar Jochems niet. Dit is de tweede jongen van ons bataljon, die verdronken is. Onder de patrouille hebben we ook nog tijgersporen gezien.

 

Woensdag 24 December 1947:

Gisteren is hier een aalmoezenier gekomen, en zijn we ’s avonds te biechten geweest en hebben gezamenlijk den rozenkrans gebid. Vanmorgen heeft hij de mis gedaan en zijn we te communie geweest. ’t Is wel een dag te vroeg, maar dat komt omdat de aalmoezeniers ’t nu zo druk hebben.

 

Donderdag 25 December 1947, Kerstmis 1947:

Vannacht heb ik met nog drie andere jongens op wacht gestaan, maar niets gezien. ’s Morgens ben ik naar bed gegaan, want als je op wacht hebt gestaan heb je slaap. Slapen op wacht is zeer gevaarlijk, want dan hebben de sluipers goed werken. ’s Middags en ’s avonds hebben we nog wat kerstliedjes op de radio gehoord.

 

Vrijdag 26 December 1947, Tweede Kerstdag 1947:

’s Morgens is er een patrouille van ons weggeweest. Hier is patrouille lopen zeer noodzakelijk, want anders heb je kans dat de T.R.I. je op komt zoeken. Zo we juist van sergeant-majoor Visser hoorden vertellen, is er in de buurt van Tandjoeng Radja een peleton van ons omsingeld. Ze worden met de vliegtuigen met het nodige voorzien. Ook is er een groep van een man of 7 vermist. Twee jongens daarvan hebben ze gevonden, heel verminkt.Van de anderen hebben ze nog niets gehoord. Een compie van de K.N.I.L (= Koninklijk Nederlands-Indisch Leger de bondgenoten van Nederland, veelal inheemsen) is er op uit, om dat ene peloton te bevrijden, heb ik gehoord.

 

Zaterdag 27 December 1947:

Vanmorgen zijn we op patrouille geweest, maar hebben niets gezien.

 

Maandag 29 December 1947:

Weer op patrouille geweest. We moesten tot ons middel door het water, niets gezien. Ze zeggen dat die ene groep jongens van de 7e R.I.  die vermist was, dat al die jongens dood zijn. Of ’t waar is, weet ik niet. ’s Avonds zijn we hier in de kampong naar een bruiloft geweest, maar daar heb je ook niet veel aan. ’t Is er alleen lekker eten en drinken (koffie). Van ’t dansen snap je toch niets, want iedere dans heeft iets te betekenen, en dat snappen wij toch niet.

Terug naar pagina 16

Terug naar het begin

Naar pagina18