Dagboekfragmenten van de evacuatietijd in de Groesbeekse woonkern 'De Horst' bij de zusters Franciscanessen in de periode september/oktober 1944.

 

 Terug naar pagina 1 van het dagboek  Naar in leiding van Leo Zilissen  Naar pagina 3 van het dagboek

Het dagboek Geschreven door Zuster Marie Joseph 

Maandagmorgen 18 September (1944) werd ons duidelijk, dat het Duitschers waren geweest, die in de nacht groepswijze waren teruggekeerd om de vijand te verdrijven. Weinigen waagden zich op straat. In de buurt van de Wylerbaan werd heus geschoten en gevochten. De dag werd doorgebracht als daags te voren. Vliegmachines komen opdagen en wij in de kelder. In de namiddag weer rond 16.00 uur een zware drom vliegmachines, en toen wij de kelders verlieten, om eens voorzichtig buiten te kijken, lagen er enkele zweefvliegtuigen op het weiland voor het klooster. Zo was het in heel de omstrek. Op sommige plaatsen is het zelfs een enorm aantal geweest. De soldaten reden met autootjes uit de zweeftoestellen, deelden chocolade en cigaretten uit, maar hadden ook het geweer in de aanslag, om alles wat hen niet aanstond met kogels te bewerken. Talrijk was hun aantal, geheel Groesbeek en omstreken was alweer bevrijd. Weer steeg vol dankbaarheid het Mag (of Hag) Nificia en Salve Regina omhoog. In het officie van dien avond zongen wij ook uit volle borst, met innige dankbaarheid het “Te Deum”. Ja we konden best boven slapen, doch rond 11 uur nam ieder zijn boeltje op en zocht een heenkomen op de recreatiekamer en kamertje van Soeur Superieure (Noot: moederoverste), want het suizen van de kogels door de lucht vanaf het Reichswald naar Groesbeek en terug was een angstig gehoor.

foto2.jpg (23486 bytes)

Klik op deze link voor meer info over de bovenstaande foto

  Dinsdagmorgen, alles rustig. Amerikanen overal in de omtrek. De nu volgende nacht echter, kwamen de Duitschers weer terug, en dreven de Amerikanen weer terug tot op de helft van de weg Groesbeek-de Horst (Noot: de later na 1948 benoemde Koningin Wilhelminaweg).Het dorp zelf was dus in geallieerde handen en wij zuchtten weer in de kneep van de vijand. Nu duurde het niet lang, of van alle kanten kwamen de vragen om hier in de kelders te mogen schuilen,  want boerderijen en roggemijten gingen in vlammen op op de Horst.School, keuken en stookkelder werden allen dicht bevolkt. (Noot: in het klooster was ook een naaischooltje.). Het klooster, dat juist in de richting Groesbeek-Wald stond was tamelijk verlig (?), minder het pension (van het klooster) wat in dwarse richting was gebouwd. Al gauw kwam dan ook de boodschap, om niet meer naar het pension te gaan.Na een week of twee gingen de Duitschers zich daar tegen de muur nestelen om uit te rusten, daar ze ’s nachts in de stelling moesten zijn. Daar het klooster nogal vrij stond, en de drie kelders spoedig overbevolkt werden, moesten de nu nog toestromende vluchtelingen tevreden zijn met een plaatsje in vestibule en kloostergang. De recreatiekamer werd uitsluitend gebruikt, voor oude, sukkelende en zieke menschen. We konden hen echter niets anders aanbieden als een strozak op de grond wegens plaatsgebrek.Op het kamertje der Eerwaarde Soeur Superieure huwden drie priesters, niet de Pastoor, de parochie. Een juist met vakantie, bij zijn familie vertoevende Pater Norbertijn en de tevens rustende Pater Jesuit. Intusschen was het aantal vluchtelingen gestegen tot ongeveer 450.In de vestibule werden ’s morgens drie H.H. Missen opgedragen. In de gangen, kelders en zogenaamde ziekenzaal werd de H. Communie uitgereikt. Dan, maar ook de geheele verdere dag, werd vurig afgebeden, de zolang verbeide en voor een einde van deze ellendige toestand. Een jongen, of liever een jongeman, was reeds door de omstandigheden het verstand kwijt ! (Noot: van Kosman aan de onder-Heikant op de Horst. Verdere informatie wordt over jnoge man niet gegeven dit  i.v.m. de privacy). Hij lag daarom vastgebonden op een ladder, waarop een matras was gelegd. Voor zijn eigen veiligheid, moest hij dag en nacht bewaakt worden.

  Intusschen vlogen al die tijd, de granaten dan hier dan daar in, vaak op het washuis. Dan hier weer granaatsplinters, dan daar weer. Eens door de keuken via het raam, door de blinden, door een deur die open stond over de hoofden van twee zusters tegen de muur.Reeds de eerste Donderdagmiddag 21 September (1944) was de voorgevel van ons huis in puin met vernieling van de mooie plaquette van het Heilig Hart, terwijl tegelijkertijd de zieken-kamer in een ruine werd herschapen.

 

 Terug naar pagina 1 van het dagboek  Naar in leiding van Leo Zilissen   Naar pagina 3 van het dagboek