Het Oorlogsdagboek van Mej. P Dozy over de periode 16 - 25 December 1944 Vervolg

Terug naar bladzijde 269

Terug naar de inhoud

Naar bladzijde 271

44S - Vervolg dagverhaal

blz 270

maakten. Al sprekende monterde de boer helemaal op. "Ik zie wel dat Mevrouw er ook kennis van heeft! Ik en de Vrouwe begrepen 't dadelijk wel, toen we je zo gewend op klompen zagen lopen, dat je ook van buiten bent."
Er komt aan meer en meer dingen gebrek. Het nijpendste wordt in deze streek het gemis aan voldoende zout gevoeld. Iedereen toch, boeren en arbeiders zowel als burgers, mest op zijn minst één al of niet clandestien varken voor eigen gebruik. Hoe zal men de slacht aan kant krijgen zonder het benodigde zout? Zout is voor geen geld of goede woorden te bemachtigen; maar wel in ruil voor bepaalde eveneens begeerlijke zaken. Zo vernemen wij van een transactie waarbij tien pond zout tegen één flesch petroleum ingewisseld wordt; een ander kreeg twintig pond zout tegen vier grote worsten en vijf pond spek.
Op de avond van de kortste dag zal bij ons het clandestien geslachte varken tot worst en andere heerlijkheden verwerkt worden. 't Treft wel erg slecht dat juist deze avond de electriciteit ons in de steek laat. Noodgedwongen moet nu alles in plaats van in de schuur in de keuken gebeuren, bij het licht van de enige petroleumlamp. De blank houten tafel is schoongeschuurd, een stuk spek, darmen en een grote emmer gevuld met varkensbloed worden er op gezet. Zijdelingse blikken naar de vluchteling, hoe zal deze de zaken opnemen? Miss Groesbeek die zich zo goed mogelijk naar de omstandigheden wil schikken, laat zich niet kennen en blijft kijken.
"Gontje van Oudenbosch zou gegild hebben" merkt een van de jongens
- 145 -
op. "Erger: die was vast van haar houtje gegaan, alleen om te tonen hoe fijngevoelig zij is" doet een der anderen er een schepje op.
Vader van Tilborg en de zoons scherpen de messen en gaan het spek snijden, de moeder roert onderwijl meel door het bloed.
"Vindt U 't ook geen naar gezicht zo'n emmer vol bloed?" vraagt Marie, "Ik ben 't nog wel gewoon en vind het toch altijd griezelig."
De vluchteling geeft toe dat het een weeë lucht is maar verklaart 't aardig te vinden eens mee te maken hoe een slacht behandeld wordt.
Allen werken hard mee. Een paar malen in de vleesmolen spek en vlees tot met, waarmee anderen de worsten stoppen. Miss Groesbeek houdt ondertussen de petroleumlamp, die door de dreuning van de molen van de tafel dreigt te dansen, met beide handen in evenwicht en maakt zich zodoende eveneens nuttig.
Van die avond van de slacht af zou haar onpersoonlijke betiteling: "de" juffrouw veranderen in het hartelijke "onze" juffrouw. Wonderlijk dat zelfs en emmer met varkensbloed een middel kan zijn om harten te veroveren!
Toch neemt de vluchteling zich voor, nu haar weetgierigheid bevredigd is, om met een volgende slacht haar heil elders te gaan zoeken.
Vader van Tilborg die slager van beroep is geweest, behandelt de slacht in de perfectie; zijn worsten en verdere vleeswaren zouden op een tentoonstelling gemakkelijk de eerste prijzen behalen. Vanzelfsprekend is hij een groot voorstander van vleesverbruik; drie maal op een dag worden wij onthaald op producten van het varken. En dat in de laatste oorlogswinter die onder de naam van hongerwinter berucht is. 's Morgens aan 't ontbijt staan er al een paar hoogopgestapelde schaaltjes met uitgesneden worst en ham of spek en leverpaté; er moet immers verscheidenheid zijn anders wordt er niet voldoende gegeten. Om twaalf uur idem. Bij de warme maaltijd, die door de week ter wille van
- 146 -
de werkzaamheden van de zoons om zeven uur gebruikt wordt, krijgen wij ieder een plakje spek bij de stamppot, benevens een lepel vol spekvet, eerlijk uitgedeeld door de Moeder. Die echter de vluchteling altijd nog een tweede schep vet toebedeeld. De eerste keer voegde zij er verontschuldigend aan toe: "U moet weer wat op krachten komen na die rommel van de gaarkeuken", daarna gebeurde het als vanzelfsprekend. Zelfs Toon, de meest hongerige van de jongens, keek er niet afgunstig naar en niemand maakte er ooit een opmerking over.

 

Terug naar bladzijde 269

Terug naar de inhoud

Naar bladzijde 271