|
We
hebben hem nog 14 dagen verpleegd, handen en voeten soms
gebonden, hij was geweldig sterk, met 4 man konden we hem
nauwelijks regelen, we hebben er nog hulp bij gehad van
het Duitse rode kruis, dokters en verpleegsters hielpen,
alhoewel ze zelf vele doden en gewonden hadden. Toen die terug
trokken hebben we het weer zelf moeten opknappen. Ook wij
moesten tenslotte vertrekken. We hadden dolgraag gewacht op de
Engelsen, dat ze ons zouden bevrijden, maar ze kwamen niet
dichterbij, ze bleven een goede kilometer verwijderd. Dus we
zaten volop in de vuurlinie. Op woensdag of donderdagnacht zijn
we vertrokken, 's nachts om 2 uur, omdat we moesten. Alvorens we
weggingen, kregen we van een Pater de generale absolutie. Ik
meen dat we met 37 personen waren, hier waren ook onze lieve
kleintjes bij, op dat moment werden vele hete tranen geschreid,
wij vaders en moeders namen onze kleintjes mee, maar zou het
toch niet beter zijn, ze op z'n onvoorbereide reis maar achter
te laten? Wie weet of we ze niet kwijt raken, en waar ze terecht
komen. Wat een verschrikkelijke nacht was dat, die eerste nacht
van onze vlucht. U kunt het zich voorstellen, het was 17
oktober, nat slecht weer, we moesten op Craneneburg aan. De weg
was slecht, grote gaten, overal opgebroken, we waren al gauw nat
tot op het vel, en dan alles zoeken in het stikdonker. We kwamen
voor bomen, struiken, palen, draad van weide van telefoon en elektriciteit.
De kinderen, groot en klein, moesten we maar steeds dragen, ze
schreiden aldoor en vroegen maar, wat is dit wat is dat? Elke
keer dat schieten en dat lichten van het vuur, daar werd het nog
donkerder door en moeilijker begaanbaar. Even stil, ginds komen
weer granaten, kogels en vliegende bommen. We kwamen in de kerk
van Cranenburg, hier moesten we wachten tot 's morgens half zes.
Drie uren hadden we doorgebracht in het kerkportaal, het was
eindeloos lang onder zo'n vuur. De kinderen bleven maar
schreien, ons Liesbeth was nogal ziek. Omstreeks 6 uur ging het
verder, naar Donsbruggen, lopende 2 uur ver, doch het was licht,
we konden wat zien, we waren uit de vuurlinie. Hier kregen we
flink te eten van de moffen, doch de meeste smaakte het niet, de
één was haar man verloren, een ander was de vrouw in het
donker kwijtgeraakt, de kinderen waren er niet allemaal, er
lagen gewonden op de draagbaar, de benen af, of zo ziek, dat men
ze de laatste H. Sacramenten toediende, razende, halve gekken,
enz, maar de meeste moesten flink van de lijdenskelk proeven, of
zelfs tot de laatste druppel
drinken.
|