|
Vanuit
Donsbrugge werden we per militaire auto vervoerd naar Emmerich,
door of langs Cleve, waar weinig meer van kenbaar was. Toen met
grote omwegen naar de westelijke rijnoever. Bertha met de
kinderen gingen 's middags, ik kon 's avonds gaan. Om even op
Donsbrugge terug te komen, daar zaten we ook de hele dag in de
kerk, de tijd viel lang, men hoorde steeds het schieten van
vliegtuigen, en in de kerk zag men maar niets. Toen we 's avonds
in Emmerich aankwamen (want een gedeelte van onze stoet was al
eerder weggebracht) was Bertha mijn vrouw, alweer uit Emmerich
verdwenen, met andere mensen, waar naar toe? we wisten het niet,
we vroegen het al aan de één en aan de ander, doch allen
haalden schouders op, ze wisten het niet. Tenslotte naar de
veldgendarmerie, die zei, richting Holland. Wij ook maar die
richting in, maar zij hadden richting Babberich genomen, en wij
's Heerenbergh. Toen waren we elkaar 4 dagen kwijt. We gingen
verder naar Silvolde, maar we zagen geen bekende meer van onze
colonne. Ik met mijn kinderen met 3 dekentjes slofte voort, en
ging 's zondags op zoek. Tot hier toe alles te voet afgelegd,
van het ene evacuatiebureau naar het andere, tenslotte komen we
dan in Doetinchem. Hier had mama met de kinderen zich laten
registreren, hier waren de mensen bijeen gelopen van 17
gemeentes. Zoek maar uit. Maar we vonden toch goddank gauw de
vrouw en kinderen. Aan hen was onderdak gegeven in een
cementfabriek op wat stro. Zij hadden ook de hele reis te voet
afgelegd, kinderen hadden dikke voeten en alles stuk gelopen.
Bertha had enkele weken voor we moesten vluchten, een zware
operatie ondergaan, dus u kunt denken, dat haar alles zeer zwaar
viel, de voeten, benen, knieën, en de wonden van de operatie,
alles stuk en open. De etter liep van het lichaam tot in de
schoenen, daar kwam nog bij dat ze haar kleren uittrok om haar
kinderen te dekken, want iedere moeder weet alleen, hoe een
moeder is, want ook de kinderen lagen alleen op wat stro, zelf
lagen we er bijna naakt bij. Toch hebben wij nog alles, we zijn
er nog, en ook onze lieve kleintjes. Van hieruit gingen ze naar
Varsseveld, Lichtenvoorde en Groenlo. Hier werden we bij de
mensen ondergebracht en uitbesteed, daar moesten ze met ons
venten als met witte kool, die ze niet kwijt konden. Wij waren
de laatste omdat we niet te veel op de voorgrond wilden treden,
en er waren er nog bij die eerder rust moesten hebben. Door
bemiddeling van het rode kruis werden we verdeeld, jullie twee
bij die boer ginds, jullie 3 of 4 daar naar toe, doch als we
daar dan aankwamen,
|